Goud voor inkjet, offset knap tweede
Nabeschouwing Drupa 2024
Je zou het bijna vergeten, maar de lange sportzomer van 2024 ging eigenlijk eind mei al van start met Drupa, officieus ook wel de Olympische Spelen van de grafische industrie genoemd. Nu de grote toernooien achter ons liggen is het tijd om ook de beursbalans op te maken: welke leveranciers verdienen een plek op het ereschavot en bij welke technische disciplines zijn in Düsseldorf de meeste punten gescoord? Wie vormen de kopgroep en wie sluiten aan bij het peloton? En hoe presteerden de verschillende landenteams?

Anders dan bij de 33e editie van de daadwerkelijke Olympische Spelen in Parijs die alom wordt geroemd als een succes en voor België legendarisch was vanwege maar liefst tien medailles – het hoogste aantal in 100 jaar tijd! – lijkt er op de 17e editie van Drupa (de virtuele aflevering van 2021 niet meegeteld) met wat meer gemengde gevoelens te worden teruggekeken.
Citius, altius, fortius

De sporters in Frankrijk brachten het adagium ‘citius, altius, fortius’ overtuigend in de praktijk en vestigden nieuwe Olympische records, maar die spanning leek op de Duitse beursvloer te ontbreken. Spelers hadden soms in de afgelopen jaren en in de aanloop naar Drupa al gepiekt, of ze beloofden ter plekke dat pas later te gaan doen. Sommige smaakmakende veteranen besloten niet meer mee te doen (Manroland Sheetfed, Xerox en Agfa, om er enkele te noemen). En weer anderen maakten de hooggespannen verwachtingen niet helemaal waar: ook de nieuwste inkjetvellenpersen van Landa, bijvoorbeeld, halen de ooit beloofde snelheid van 13.000 vel per uur nog altijd niet.
Voor zover er in Düsseldorf al sprake is van ‘sneller, hoger, verder’, gaat dat meestal in relatief kleine stappen – al was het knap hoe de Koenig & Bauer Rapida met 22.000 vel per uur de gouden medaille wist weg te kapen voor de neus van de Heidelberg Speedmaster, die het met 21.000 vel/uur met een zilveren plak moest doen. (Op enige afstand claimde Komori brons, met 18.000 vel per uur op de nieuwe Lithrone).
‘Kleinste Drupa ooit’
Dan was er natuurlijk het teleurstellende aantal bezoekers van 170.000 – terwijl er vooraf op een publiek van 200.000 was gerekend. “De kleinste Drupa ooit”, concludeerde branchekenner Bernd Zipper dan ook bezorgd. Dat hangt er overigens een beetje vanaf hoe je dat bekijkt: omgerekend naar de duur van de beurs, namelijk 11 dagen, kwamen er gemiddeld bijna 15.500 bezoekers per beursdag. Dat daggemiddelde lag tijdens de eerste vijf afleveringen van Drupa lager (in 1951 en 1954 duurde de beurs nog 16 dagen, later 14 dagen), om pas in 1977 boven de 20.000 bezoekers per dag uit te stijgen. Maar Zipper heeft wel degelijk een punt: het verschil met de laatste editie van Drupa die nog 260.000 bezoekers trok, is enorm – zelfs in vergelijking met de dalende lijn die sinds 2000 werd ingezet.
‘Recordaantal deals’
Geen wonder dat de beursorganisatie van de Messe in haar eigen nabeschouwing van Drupa 2024 de focus vooral legde op het ‘recordaantal deals’ dat tijdens de beurs werd gesloten – zonder dat trouwens verder te specificeren. Ook Andreas Plesske, voorzitter van het Drupa-comité en in het dagelijks leven de CEO van Koenig & Bauer, stelde: "Drupa is van onschatbare waarde geweest voor het genereren van leads." Dat geldt in ieder geval voor Koenig & Bauer zelf: de persenfabrikant liet in de aanloop naar Drupa weten dat zijn deelname aan de beurs een investering van zo’n 10 miljoen euro vergde. Na afloop bleek dat de moeite waard: er werden op de stand voor zo’n 250 miljoen aan orders getekend.
In de weken na afloop van de beurs sloten zich meer spelers aan bij die lofzang. Bijvoorbeeld Xeikon – dat in zijn persbericht Drupa vergelijkt met het lopen van een marathon (“Het vergt strikte voorbereiding, duidelijke doelen, en slimme uitvoering”) – spreekt van een ‘opmerkelijk verkoopsucces’ tijdens de beurs en noemt Drupa 2024 ‘van strategisch belang’.
Voor Heidelberg verliep Drupa zelfs zo succesvol dat de persenbouwer, op basis van de hoeveelheid verkoopcijfers tijdens de beurs, spreekt van een belangrijk herstel van de orderportefeuille. Dat sterkt ook het vertrouwen dat in het komende boekjaar 2024/2025 opnieuw een omzet van zo’n 2,4 miljard euro zal worden behaald, stelt Heidelberg. Om de orderstroom aan te kunnen wordt direct na Drupa de nog lopende arbeidstijdverkorting-regeling beëindigd: die was juist begin 2024 bij Heidelberg van kracht geworden vanwege een teruglopende vraag en onzekere marktomstandigheden.
Meeste meters

Drupa 2024 telde zo’n 1.600 deelnemers uit 52 landen, nagenoeg gelijk aan de laatste editie in 2016. Er is wel een duidelijke verschuiving te zien: het aandeel buitenlandse (dat wil zeggen: niet-Duitse) deelnemers groeit. Terwijl het aantal Duitse exposanten daalde van 459 in 2016 naar nog 360 in 2024, kwamen er juist meer exposanten uit andere landen: 1.177 (2016: 1.163). Duitsland bleef in vloeroppervlakte de grootste met ruim 40.850 vierkante meter, maar China maakte een inhaalslag. Net als acht jaar geleden was dat land de grootste niet-Duitse participant, met dit jaar ruim 23.800 vierkante meter en 384 bedrijven (2016: 13.655 vierkante meter, 277 stands).
Bovendien waren de Chinese spelers zichtbaarder dan ooit op het Drupa-veld: niet langer verzameld in een wat achteraf gelegen hal, maar verspreid over het hele beursterrein en ook op prominente plekken. Dat leverde daarbij nog fraaie slogans op, zoals ‘Print a lucky life’ (van Lucky Huaguang Graphics).
Volgens Bernd Zipper had het aandeel Chinese deelnemers zelfs nog veel groter kunnen zijn, maar hij vernam het gerucht dat de beursorganisatie daar een stokje voor zou hebben gestoken om de verhoudingen ‘binnen proporties’ te houden.
Om deze ranglijst even af te maken: Italië behield zijn tweede plek in de ranglijst van buitenlandse deelnemers met dit jaar 13.320 vierkante meters (2016: 13.057) en 137 exposanten (2016: 154). Op de derde plaats stond opnieuw Nederland, met 9.503 vierkante meter standruimte (2016: 11.784) en 48 deelnemers (2016: 64). België viel met 3.291 vierkante meter (2016: 4.406) en 26 deelnemers (2016: 28) in Düsseldorf net buiten de top 10.
Inkjet aan kop

Conventionele druktechnologie is niet weg te denken van Drupa. Met name op het gebied van offset worden nog altijd indrukwekkende prestaties neergezet. Naast de al eerder genoemde topsnelheidverbeteringen bij Komori, Koenig & Bauer en Heidelberg – en laten we ook het Japanse RMGT (het gefuseerde Ryobi en Mitsubishi) niet vergeten, dat onder andere de RMGT 1060LX-6 zeskleurenpers toonde met een topsnelheid van 17.100 vel per uur – spelen de belangrijkste ontwikkelingen zich af in de automatisering en digitalisering van het volledige productieproces. De ontwikkelingen in offset lijken bovendien met name gericht op de markt van verpakkingsdrukwerk: juist deze persen – vaak verhoogd, voorzien van extra (lak)torens en geschikt voor zware papiersoorten of zelfs golfkarton – namen een centrale plek in op de omvangrijke stands.
Het zijn echter ook Komori, Koenig & Bauer en Heidelberg die zich nadrukkelijk warm lopen op het terrein van de digitale druktechnieken – en dan met name inkjet. Komori verraste met een eigen uv-inkjetvellenpers op B2-formaat: de J-Throne 29. De nieuwe machine werd op veilige afstand van het publiek getoond en er hingen, achter glas, drukwerkvoorbeelden op onder andere karton (0,57 mm dik) voor verpakkingen, glossy papier (0,27 mm dik) voor direct mail en synthetisch papier (0,19 mm) voor menukaarten.
De Koenig & Bauer VariJet 106-pers maakte zijn langverwachte debuut; weliswaar geen verrassing dus, maar wel degelijk imposant om deze 7-kleuren-inkjetvellenpers op B1-formaat in een livedemo aan het werk te zien. Naar verluidt gaat dit najaar een eerste installatie van deze pers, bij uitstek geschikt voor de vouwkartonmarkt, in Europa plaatsvinden.
Hybride koningskoppel

Het is in dit geval toch Heidelberg dat Koenig & Bauer en Komori achter zich laat: de eerste prijs voor de grootste inkjetdemarrage van Drupa gaat naar het team uit Wiesloch. Een dag voor de officiële opening van de beurs maakte Heidelberg een inkjetpartnerschap met Canon bekend. Niet alleen stond er direct al de Jetfire 50, gebaseerd op de B3-inkjetvellenpers iX3200 van Canon, op de Heidelberg-stand: voor 2026 werd meteen ook al een Jetfire 75 op B2-formaat beloofd – de Heidelberg-versie van de door Canon ter plekke aangekondigde VarioPress iV7. Dat betekent dat Heidelberg zich, na het debacle met de mislukte Primefire-inkjetpers op B1-formaat, nu een positie wil veroveren in de markt die een transitie van offset naar inkjet ondergaat.
In die markt zal Heidelberg niet alleen partner Canon treffen, maar ook als concurrent. Het aantal spelers en het machine-aanbod in inkjet is overweldigend, terwijl ook toner nog altijd een stevige partij meespeelt – neem bijvoorbeeld Fujifilm dat een wereldprimeur in huis had met een tonerpers op B2-formaat. Ook bij bijvoorbeeld Ricoh, Konica Minolta en Xeikon staan de ontwikkelingen op tonergebied bepaald niet stil, net als HP Indigo de lat voor zijn electroink-technologie hoger blijft leggen. Maar ze behoren tegelijkertijd allemaal tot de groeiende groep van tweebenige spelers, die ook heel goed in staat zijn om met inkjet te scoren.
Het speelveld verandert

Samen met gekende inkjetspelers als Screen en Kodak moeten ze bovendien steeds meer nieuwkomers naast zich dulden. De groeiende delegatie uit China heeft op dit gebied bijvoorbeeld ook heel wat potentieel talent in huis, constateerde industrie-analist Ralf Schlözer. Hij inventariseerde voor Inkjet Insight het inkjet-aanbod van elf Chinese stands, waaronder Arojet, Atexco, Flora, Hanway, KingT en Wonder.
Schlözer concludeert: “Opvallend zijn de vele verschillende opties of varianten die meestal worden aangeboden. Snelheid, aantal kleuren, breedte, automatisering – alles kan worden aangepast, toegevoegd of uitgesloten. Ik ga ervan uit dat het aanbieden van lagere automatisering en goedkopere versies een noodzaak is om voet aan de grond te krijgen op de Chinese markt. Opvallend is ook de kleine voetafdruk die de meeste persen hebben. Dit wijst op een andere noodzaak voor binnenlandse klanten: een beperkte ruimte op de productievloer. Het is duidelijk dat er voor de Chinese markt Chinese persen zijn ontwikkeld. Nu zullen ze zich ook in andere delen van de wereld moeten gaan bewijzen.”
Nieuwe takken van sport

Net als de Olympische Spelen het programma steeds aanpast en uitbreidt (in Parijs stonden bijvoorbeeld breakdance en skateboarden voor het eerst op de agenda), zo dienen zich ook op Drupa geregeld nieuwe takken van sport aan. ‘Kunstmatige intelligentie’, of AI, is er zo één die op veel belangstelling mocht rekenen – al blijft het lastig om het goed aanschouwelijk en tastbaar te maken. Gelukkig was AI op Drupa wel al het stadium van hype voorbij: menig leverancier en fabrikant heeft deze technologie omarmd als overtreffende trap van de al langer ingezette automatiseringsslag in de industrie.
‘Cloud’ heeft zich – al net zo onzichtbaar als AI – tot blijvend fenomeen ontwikkeld, en dan vooral ook als basis voor nieuwe businessmodellen zoals Cloudprinter en bijvoorbeeld Four Pees met Atomyx lieten zien. ‘Robotica’ leent zich dan juist weer wel voor bezienswaardige demonstraties en dat gebeurde dan ook volop tijdens Drupa. Met name in de afwerking, met veel repeterende en vaak fysiek zware handelingen, lenen rijdende robots en eenarmige cobots zich uitstekend als ondersteuning in het proces waar het steeds vaker aan arbeidskrachten ontbreekt.
De volgende ronde?
Er is stevige kritiek op de Drupa-organisatie. Bernd Zipper noemde de editie van 2024 "een ‘kopie’ van 2016”: terwijl er in acht jaar tijd veel veranderde, ging Drupa op de oude voet verder. “Het wordt tijd dat Drupa zich opnieuw uitvindt. Want: deze beurs verdient dat!" Ook Jos Steutelings van het VIGC vroeg zich online hardop af: "Was dit de laatste Drupa ooit?" Hij hoopt overigens van niet, maar stelt wel net als Zipper vast: "Drupa moet ontegensprekelijk zichzelf als ontmoetingsplek voor de grafische sector gaan heruitvinden. Ze moeten er in ieder geval voor blijven gaan want het is belangrijk dat we Drupa behouden als industriebarometer."
